- new new new new new–
De zon brandde hevig op de oogleden van een slapende bruinharige jongen, die nogal ongemakkelijk was gedrapeerd over een stenen bankje. Om hem heen rezen honderden zwartgeblakerde sterretjes de lucht in, maar de jongen had niets door.
De wereld was zwart, hij had het koud, en hij ging verdrinken.
“De vuurkapel!” schreeuwde een stem, die van heel ver weg leek te komen. “Daar zal ik op je wachten vanaf zonsopgang. Ik wacht net zo lang tot je weer bij me komt!”
Seth spartelde wild in het water, maar hij kon niets zien, en er trok iets aan zijn benen, iets zwaars, en er was iets hards in zijn nek dat niet weg wilde gaan. Hij lag niet lekker, hij lag niet lekker! Waarom was alles zo hard?
“De vuurkapel!”
Een luide schreeuw liet de vogels in de nabije boom verbaasd opfladderen.
Hijgend staarde Seth naar de deur van het dakterras.
Waar in hémelsnaam wa-..
Oh.. ohja.
Het dakterras. Het feestje.
Yuu.
Met houten ledematen sleepte hij zich naar de balustrade, waar hij de frisse ochtendwind tegen zijn gezicht voelde waaien. Vermoeid liet hij zijn hoofd in zijn handen zakken, en keek naar een paar derdejaars die genoten van de late zomerzon op het grasveld onder hem.
Zo simpel, zo eenvoudig, en gewoonweg zo gelukkig.
Seth beet op zijn lip en keek haastig de andere kant op. Waarom konden zíj niet zo simpel zijn, zo gelukkig? Waarom was er niet een manier om met Yuu ’s ochtends op het gras te zitten, en te praten over stomme dingen die er absoluut niet toe deden?
Hij fronste en begon zich tegelijkertijd af te vragen waarom hij zich plots zo interesseerde voor alle kleine dingen aan Yuu.
Wat was zijn lievelings ijssmaak? Wat at hij het liefst? Zijn favoriete schrijver? Zijn interesses behalve onschuldige jongens tot nog veel onschuldigere jongens transformeren?
Hij draaide zijn rug tegen de balustrade, en vouwde zijn armen over elkaar.
Er was zoveel dat hij niet van Yuu wist. Het enige dat hij tot in detail kon beschrijven was zijn twinkelende oogjes, zijn warme handen, zijn omhelzing, zijn lippen, de trekjes rond zijn mondhoeken als hij zijn glimlach glimlachte, en de manier waarop hij Seth altijd wist te laten blozen door simpelweg in zijn buurt te zijn.
Zelfs de gedachte aan hem bezorgde Seth blosjes.
Haastig duwde hij zich van de balustrade af, en zette hij verdwaald koers naar de deur van het dakterras.
“En toch,” fluisterde hij, diep in gedachten verwikkeld, terwijl hij de trap begon af te dalen.
Hij had nog nooit het gevoel gehad dat de hele wereld leek in te storten, dat zijn hart uit zijn lichaam werd gerukt, dat alles zwart werd en dat verdriet en teleurstelling een bloederig spoor door zijn lichaam trokken.
Hij beet op zijn lip en probeerde er niet aan te denken, maar het was al te laat. Boos schopte hij tegen een muur aan, terwijl hij verder door de gang beende.
Carter, Yuu.. in een passievolle sessie verwikkeld.. Carter’s handen op Yuu’s lichaam, Yuu’s gezicht.
Yuu’s gezicht..
Seth knalde woedend zijn voet tegen een plantenbak, dat klingelend aan scherven viel, en bonkte de trap naar de hal af.
Dus Yuu wachtte op hem?
Dus Yuu dacht dat Seth het allemaal zou zijn vergeten?
Nee.
Hij was het niet vergeten.
Zijn ogen schoten open, en plots leek de woede als sneeuw voor de zon te verdwijnen, terwijl er een immens besef tot hem doordrong.
Hij was het niet vergeten, en dat zou hij ook nooit doen.
Er was absoluut niets dat hem Yuu kon laten vergeven.
Zijn hand klemde om de balustrade van de trap, zijn adem schoot in onregelmatige stoten uit zijn lichaam, en plots had hij het gevoel dat hij ging overgeven.
De duizend stukjes van zijn hart hielden op met bloeden. En na een paar verstomde seconden leidden zijn voeten leidden hem verdoofd de trap af.
Verbazing werd angst, en angst werd iets onbeschrijfbaars dat hem een vreselijk banauwend gevoel gaf. Hij rende over het grasveld.
Steeds harder begon hij te rennen, maar het gevoel ging niet weg.
Hij wilde dit niet, hij wilde dit niet!
“Laat me gaan,” riep hij met grote ogen, en hij stompte met zijn hand tegen de bast van een boom. “Ik wil niet!”
Hij hapte naar adem en had niet door dat zijn lichaam langzaam tegen de boom aanzakte.
Maar je moet.
Je moet afscheid nemen.
Voor altijd.
De dag verstreek, maar Seth verroerde geen vin.
Pas toen de nacht al in volle gang was, en de sterren boven hem uitwaaierden als de lichtjes die hij zo ging missen, stond Seth langzaam op.
Hij wist wat hij moest doen.