Kyosu bewoog nog altijd met de grote groep mee. Met grote passen stampten ze door de hallen. Kyosu keek schichtig om zich heen, naar de dingen die hij kapot wilde gaan maken, die hij wilde vernielen. Mijn zijn stok sloeg hij enkele ruiten in, waardoor die met veel kabaal naar beneden kinkelden. Met weinig besef van wat hij zojuist had gedaan, draaide hij zich om en keek recht in de angstige blikken van twee aardlingen. De angstige blikken boorden door zijn hart heen. Even wilde hij ze iets aan doen, maar hij bedacht zich al snel. Het was stom geweest van hem om hierheen te komen. Kyosu stampvoette terug naar zijn kamer. Hij kon dit Lune niet aandoen.